CCCCXLIX. Hoofd-stuk. Sisarum, Siser, Radix saccharea, Suiker-wortelen.
DE Suiker-wortelen hebben gemeenlyk seven ofte vyf bladen aan eene steel ofte midden-ribbe; zynde yder in 't bysonder redelyk groot, breed, langwerpig, puntig toeloopende, rontom saags-gewyse geschaart, en vry groen van koleur. De struik schiet wel anderhalven voet hoog, die sig boven in eenige takjes deilt, waar op ronde bloem-kransjes komen met kleine, witte bloemtjes, waar na breedagtig zaad koomt te volgen: de wortelen zyn redelyk lang, seven of agt by een, van een wortel-knoest afhangende, matig dik, wit van buiten en binnen, waar door een hard ofte houtagtig merg loopt. Sy zyn van buiten oneffen, en als gerimpelt; sy zyn sagt en soet van smaak.
Sy werden niet alleen gesaaid, maar men teeltse mede van de kleine wortelen voort: sy werden in de moes-hoven genoeg gevonden: en werden aldaar in het voorjaar geplant: maar niet verplant werdende, geven sy in de Somer bloemtjes en zaad.
Sy zyn fyn van deelen, en vol meels, daarom zyn sy niet alleen goed tot voedsel, maar vermeer-