CCCCXXVII. Hoofd-stuk. Sanicula, Sanikel, Heel-kruid.
UIt een dikagtige en groove wortel, die van onderen veel veselen heeft, komen veel wyde, ronde bladeren: sy zyn breed en rond, maar in vyf hoeken gedeelt, en saags-gewyse gekartelt, bruin van koleur, effen, glad en blinkend, aan de kanten en hoeken wat roodagtig; yder blad staat op een lange en dunne steel. Van tusschen de bladen komen uit de wortel steelen somtyds wel van anderhalven voet lang, die zig regt op beuren, van onderen wat roodagtig: dese verdeelt sig van boven in eenige takjes, aan welke verscheide mosagtige bolletjes komen, zynde een vergadering van kleine witte bloemtjes, waar na een klein rond zaad volgt als klissen, en mede aan de kleederen der voorbygaande blyft hangen.
Dit gewas vind men hier alleen in de kruid-beminnaars hare tuinen. Sy bloeijen in de Lente, en blyven de Winter over groen, werdende door de wortel meest voortgeplant.
Het is eenigsins bitter en te samen-trekkende van deeltjes; het werd onder de wond-kruiden gerekend, en is dienstig in al het geene daar men de Alchimilla in gebruikt.