Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 513]
| |
wreed in 't aantasten; hier aan wasschen kleine swarte besien, die van de Jenever gelyk. Dit boomtjen blyft des Somers en des Winters groen: het koomt uit syn zaad voort, en dan draagt het vrugt, maar uit takjes in d'aarde gesteken, en voortgeplant, geeft het geen vrugt. Men vindse hier alleen in de hoven. Dit gewas is sterk van reuk en smaak, hebbende veele doordringelyke en dun-makende deeltjes. Het dryft de stonden sterk af; dryft de doode vrugt, nageboorte, suigers, enz. af; doet wel wateren. Men kan de kooksels en weiksels drinken. Met water haalt men daar water en olie af. Met brandewyn een geest, ofte een uittreksel. |
|