dik, lyvig en blaauw-groen van koleur. Op de toppen der takjes komen verscheide bleek-geele bloemtjes van vier blaadjes gemaakt, zynde aan de binnenzyde als uitgeholt; in welkers midden weinige veseltjes en nopjes zyn, met een vier- ofte vyf-hoekig bolletjen, verbeeldende yder hoek een zaad-kamertjen, daar alleen in yder een klein swart zaadjen is. De wortel is wit, takagtig, houtagtig, en niet over-diep wortelende.
Men vindse hier alleen in de hoven; zyn des Winters en des Somers groen, bloeijende in de Somer.
Het bestaat uit een fyn vlugtig oli-sout, dat seer doordringelyk is, het welke uit de smaak en reuk genoegsaam blykt. Men houd het als een voornaam Pest-middel, om sig daar van te verhoeden. Het werd gebruikt tegens de Pleuris, slymige maag, kolyk, dolle honds-beet, vallende ziekte, stuipen, hoofd-pynen enz. Hier van kan men de kooksels en afweiksels gebruiken. Men kanse op wyn en brandewyn setten. Met water overgehaalt krygt men water en olie. In boom-olie geweikt heeft men de gemeene olie, die men uiterlyk in zenuw-ziekten kan gebruiken. Uit de assche kan mede sout gemaakt werden om te sweeten. Sy werd mede op asyn geset, tegens de hoofd-pynen.