CCCCXVI. Hoofd-stuk. Rosmarinus, Rosemaryn.
ROsemaryn is een kleen heesteragtig boomtjen, dat somtyds, dog selden, hier te lande vier voeten hoog opschiet; geeft uit een stammetjen veele takjes, welke van onderen tot boven toe met veele langwerpige, harde en lyvige blaadjes begroent is, van boven donker-groen, maar van onderen wit, zyn eenigsins campheragtig van reuk. De bloemtjes zyn bleik-blauw en tengerder van maaksel als die van de salie, maar kleender; na dese krygt men klein en swart zaad. De wortel bestaat uit dikke veseltjes.
Men vindse hier alleen in de hoven, en bloeid in de Lente-tyd. Sy werd van zaad voortgebragt, en van takjes, die men in de Mei-maand alleenig in d'aarde steekt, en werd in 't selvige jaar tot een boomtjen. Sy konnen alhier niet wel tegens de koude.
De smaak en reuk geeft te kennen dat dit gewas uit fyne en doordringende deeltjes bestaat. Het werd onder de Hoofd-middelen gerekend, alsoo het een bequame vloeibaarheid aan de hersen-sappen verleent, en by gevolg is het een bequaam middel in zenuw- en pees-siekten, als lammigheden, krampen, trekkingen, stuipen, moer-trekkingen, herts-trekkingen enz. voorts in slaap-siekten, hoofd-swymel, verstoppingen van ingewanden, opgestopte stonden enz. Hier van haalt men een water over, en te gelyk de olie: d'olie is dienstig in de tanden gedaan, om de tand-pyn te verdryven, en om uiterlyk daar mede in zenuw-siekten te stryken. Met brandewyn maakt men daar een geest af, welke het bekende l'Eau de la Reine d'Hongarie is, zynde be-