CCCCIX. Hoofd-stuk. Raphanus Sativus major en minor; Groote en kleine Radys.
DE groote en kleine Radys heeft groote, breede, lange, rouwe en groene bladen, voor rond, maar aan beide zyden in verscheide ronde en aan de randen gekertelde deelen gesneden, het loof der rapen seer gelyk. Van tusschen dese ryst een ronde, getakte struik regt op: welkers bloemtjes vier-bladig zyn en ligt-purperagtig, anders die der raap-bloemtjes gelyk, waar na ronde, dikke, spits toeloopende holle en voose saad-kokers volgen: in welke twee of drie bruin-roode, ronde en matig groote saadjes besloten zyn. De wortel is van buiten en van binnen wit: maar de groote somtyds van buiten swart: de witte heeft boven aan een purperverwig randjen, dikmaals tot halfwegen toe. De groote weegt dikwils een half pond, en is als een lange raap: maar de kleine is langer en niet soo dik. Als sy in haar bloeijen staan werden sy smakeloos. De groote noemt men hier Ramelassen of Spaanse Radys, maar de kleine noemt men in 't gemeen Radys.
Men vind dese soorten in de moes-tuinen, en bloeijen in de Somer; ten ware sy laat gesaaid waren, dan bloeijen sy eerst in 't aanstaande voorjaar.
De smaak is scherp en bytende op de tonge, en werden meer op de tafel gesien dan in de genees-kunde: 't is een wortel seer bequaam om de scheurbuikige slym te doorsnyden, en dat soo goed als eenig middel, want het is doordringend, doorsnydend en beweeglyk van deeltjes: daarom geneest het mede de slymige magen, die niet eeten konnen. De jon-