Sy werden op verscheyden akkers van Nederland gevonden: maar sy verschelen na den land-aard veel in groote. Hier te lande siet men die selden van een pond swaarte, maar men heeftse uit Duitsland gebragt van ses-en-dertig ponden. Sy werden in Lente gesaaid, en ook in de Somer, maar krygen voor het tweede jaar geen bloemen ofte zaad. Sy bloeijen dan in de Lente.
De Raap selve is bestaande uit sagte en doordringelyke deelen, voornamelijk als sy wat scherp zyn en radysagtig smaken. Sy werden veel raauw gegeten, en verslaan dan den dorst. Maar anders werden sy gekookt, gestooft ofte gebraden gegeten, gevende een sagt voedsel, maar blasen de slym geweldig op door de menigte van de warme logt die in de gekookte rapen is: sy dienen best in heete en broeijende lighamen, alsoo sy die als een verkoelinge by-brengen: daarom geeft mense mede veel aan de zieken te eeten, alsoo sy sagt en ligt te verduwen zyn. De gekookte en gebraden rapen legt men op keel en andere geswellen als een pap, om te verdwynen en te vermorwen. Heet gebonden op de kak-hielen ofte winterhanden, doet die verdwynen. Het warme zap gedronken is dienstig in de borst-qualen, verkoudheid, heesheid, hoest, enz. is ook dienstig daar mede gegorgelt. Uit het saad werd een olie geperst tegens de zyde-ween, en innerlyke quetsingen ingenomen: uiterlyk werd het tegens de gebrandheden gebruikt. Voorts dient het om in de lamp te branden: hier van werden mede koeken gebakken, in plaats van boter. Men segt dat het yser door het raap-sap gehard werd.