CCCCV. Hoofd-stuk. Ranunculus, Sylvestris, Wilde Hanevoet.
D'Eerste Wilde werd Water-Hanevoet genaamt. Dit heeft ronde, effene, holle, en veeltyds dikke steelen, met verscheide zyd-takken; een voet hoog en hooger, regt overend staande: de bladen zyn redelyk groot, byna rond, effen, glad, kaal, gras-groen, aan de kanten rontom gekerft en gekloven, staande yder op een eigen, dikke, lyvige steel. De bloemtjes die op de toppen komen zyn kleinder als de voorige, bleek-geel en vyf-bladig: na het afvallen siet men lang-ronde oneffene zaad-bolletjes. De wortel bestaat meest uit een bosjen veselen. Dit is dan den Ranunculus Aquaticus, ofte Sylvestris primus van Dodonaeus.
De tweede wilde ofte Lupaarts klaauwen, ook Pes Leopardi genaamt, is soo glad niet, maar ruig van blad, donker-groen,, en somtyds bruin-paars ofte bruin-roodagtig van koleur, in vyven gedeelt, en yder deel nogmaals doorsneden. De struik wast wel anderhalven voet hoog ofte hooger, zig verdeelende in verscheide takken, op welkers toppen vyf-bladige goud-geele bloemen komen, gelyk als aan de tamme boter-bloemen: de zaad-bolletjes zyn rouw, en de wortelen veselagtig, welkers dwers uitgeschoten takjes wederom nieuwe planten voortbrengen. Dit gewas werd dikwils vry hoog, en krygt door oefeninge wel dubbelde bloemen.
De derde wilde is de Akker-Hanevoet ofte Ranunculus Echinatus of Arvensis. Dit heeft veel kleinder en teerder bladen, maar in seer veel smalle snippelingen gesneden; wast ontrent, met syn ronde struik,