CCCCVI. Hoofd-stuk. Ranunculus tuberosus, Sint Anthonis Raapken.
DEse wast boven een spanne niet hoog. Heeft breede, seer gesnippelde, groene bladen, die van de boter-bloemen zeer gelyk. De bloemen zyn mede vyf-bladig, goud-geel en blinkende, waar na mede rouwe zaad-bolletjes volgen. De wortel is als een klein raapjen rond en wit, hebbende van onderen verscheide lange veselen. In de hoven geplant wast het weelderig, hoog, en somtyds met een dubbele bloem, ja somtyds wassen twee en drie bloemen uit of boven malkanderen.
Het wast in de duin-valeijen en onbebouwde zandige plaatsen: en bloeid in de Lente. Dit gewas is mede van blaar-trekkende kragten als de voorige.