De wilde werd dikmaals veel hooger, zig met veele takken verre uitspreidende. De stammen werden dikwils wonderlyk dik; ik heb'er in Braband een gesien, welke van drie mannen niet konde omvaamt werden. De bladeren zyn effen, glad, hard, breed, langagtig, rontom diep doorsneden, van onderen bleiker groen dan boven. d'Eekelen zyn korter als van de tamme, sluitende in een olyf-koleurige schale, die van boven in een dopjen ofte schaaltjen, als in een kasjen omvat werd. De kern is wit, in twee helften gedeelt, en wat soet en wringend in de mond. Jong zynde hebben sy een gladde en effene bast, welke daarna oneffen en rouw werd. Hoe ouder boom, hoe harder hout, dat geelagtig is, hard en vast; maar het hout naast de bast is witter. De wortel sinkt niet alleen diep in d'aarde, maar breid zig ook verre uit.
Aan de Kaap van goede hoop zyn d'eiken mede geplant, welkers bast wel groote Noteboomen vertoonen. Sy wassen op alle Europische plaatsen en op alle grond, voornamelyk de wilde, die de gemeenste zyn, maar sy werden overal niet even hoog. Sy verliesen alle jaren haar bladen. De vrugten rypen in den Herfst, die dan afvallen.
Al wat dese boomen voortbrengen is te samentrekkende en grof van deelen, zynde dienstig in alle vrouwe-vloeden, darm-vloeden, saad-vloeden om te stoppen, maar het dient omsigtig gebruikt te werden. De vrugten zyn dienstig om verkens te mesten; welke men als kastanien kan braden en eeten. De bast dient om het leder mede te bereiden en swart te maken; het hout om te verwerken, en het al te dunne om heete vuuren aan te leggen. De Galnooten, voornamelyk d'onrype, zyn seer wrang, en dienstig om bloed te stelpen, met welkers kooksel de vuile tanden en tand-vleis kan gespoelt en gesui-