CCCXCVII. Hoofd-stuk. Psyllium, Vlooi-kruid.
HEt wast dikwils een voet hoog en hooger. Het heeft seer veel dunne, tengere steelen, begroent met lange, smalle, hairagtige bladen. Op de toppen der takjes komen schelfelagtige hoofdjes, waar uit witagtige kleine bloemtjes komen, met eenige nopjes of draadjes als dons: het zaad is langwerpig, glad, en bruin, gelykende in den eersten opslag seer aardig een vloo: de wortel is dun, en veselagtig.
Niet tegenstaande dat het wel gesaaid werd, soo vind men het wel hier en daar op ongebouwde velden, en wast overal weerderig, dog met onderscheid van plaatsen, werd het ongelyk grooter: en geeft syn zaad in de Somer.
Het zaad is alleen in gebruik. Het geeft, in water geweikt, seer veel slym van sig, daar des selfs bast