CCCXCVIII. Hoofd-stuk. Pulegium, Polei.
D'Eerste heeft veele ronde, en byna knye-wys gedeelde steelen, somtyds roodagtig, meest ter aarden neder leggende: maar daar de bloemtjes aankomen rigten sig meerder op: uit yder lid komen twee tegen over malkander staande bladen op korte steeltjes, langwerpig rond, min of meer geschaart, glad, en donker groenagtig: uit welkers schoot ofte oorsprong gemeenlyk kleindere scheutjes met kleindere blaadjes voortkomen. De bloemtjes staan wervels-gewyse rontom de steeltjes, gemeenlyk blaauw en selden wit. De wortel is veselagtig.
De tweede verscheelt alleen van dese, dat de bladen langer en smalder zyn, gelyk den ysop: en dese werd Pulegium cervinum genaamt.
Het wast in de kruid-hoven, en mede in het wilde hier en daar op vogtige plaatsen, en bloeid in de Somer.
Uit syn welriekentheid blykt genoeg, dat het uit oliagtige en fyne soute deeltjes bestaat, want het is