mede menigte van witte vyf-bladige (selden sesbladige) bloemtjes aan, staande op haar eigen steeltjes. De vrugten die daar na volgen, zyn meest langwerpig, ook wel byna rond, hebbende van boven na onderen gemeenlyk een voore ofte gootjen aan eene zyde, gelyk de persiken, en abrikosen. De groote is seer verscheiden, want sommige zyn soo groot als groote knikkers, andere middelmatig, en andere wederom als een hoender ei, die men Eijer-pruimen noemt. Sy verschelen mede in koleur, want sy zyn donker-blaauw, ligt-rood, geel, groen, enz. alle dese zyn sappig als sy ryp zyn, soet van smaak, of wel wat suuragtig. In 't midden hebben sy een langwerpige kraak steen, die van maaksel in d'eene anders is dan in d'andere; hier in is mede een lang-werpige kern gelegen, die nog in syn eigen vlies omwonden is, wat bitteragtig van smaak: alle dese verscheidentheden hangen veel af van de verscheide landen en verentingen, en hier door verkrygen sy verscheide benamingen. De wortel spreid sig langs d'aarde herwaarts en derwaarts.
Dese pruimen vind men hier in de boom-gaarden en hoven: sy bloeijen in 't voorjaar, en geven in de Somer rype vrugten, en soo het najaar warm is, bloeijen sy wel op nieuws, maar de vrugten werden alhier niet ryp.
De pruimen versch gegeten, vergoren ligt in de maag, en maken dikwils buik-loopen, en alsoo daar veel suurs van in onse sappen geraakt, werd het bloed broeijende, en hier uit ontstaan dan koorsen. Daarom is het best de middelmaat gehouden, en met brood gegeten. Pruimen die gedroogt zyn, zyn ryper door de warmte geworden, hebbende veel onrype deelen verloren, en daarom werden sy gebruikt, om een sagten afgang te hebben, soo in de Geneeskunde, als in de keuken, want sy hebben nog veel