ofte meer gesnippelt, dog niet altyd, want dit gewas verandert mede in groote, enz. na de plaats, daar het voortkomt. De bloemen ofte aaren zyn mede byna als de vorige, maar wat witagtig en donsig.
Hier na volgt een soorte met veel smalder en kleinder blaadjes, spits-toeloopende, aan de kanten min of meer gedeelt, en wat donsig.
Na dese kleinste volgt de Herts-hoorn, die men Herba stella en Cornu Cervi noemt, dog van andere Coronopus, als mede de Cauda Muris, de Cornu Cervi Repens, enz. maar hier hebben wy te voren van geschreven.
De Water-Weeg-bree heeft seer lange en dikke steeltjes, lange en lyvige bladen, matig breed en spits-toeloopende. Tusschen dese komen lange, drykantige, voose steelen, die weder in andere takken en takjes verdeelt werden, waar aan roodagtige en somtyds witte, kleine dry-bladige bloemtjes komen, waar na dry-kantige groene knopjes volgen, daar het zaad in wast. De wortel bestaat uit veele veselen. Dese soort heeft somtyds vry breede bladen, en somwylen vry smal en lang: van dese heeft men nog een kleinder soort.
Sy wassen langs de wegen en paden, als mede in de velden die grasig zyn. Maar de Water-Weeg-bree, heeft men aan de kanten van de Slooten, en andere sagt loopende wateren. Sy bloeijen alle in de somer, en over winteren met haar wortel.
In dese gewassen zyn weinig beweeglyke deelen, daarom het water dat men daar van overhaalt, is van seer weinig dienst, ten sy het uit een gegist sap gemaakt wierd. De wortel, bladen en zaad werden tegens alle buik-vloed, vrouwe-vloed, zaad-vloed, enz. gebruikt, maar dan dient men daar kooksels, weiksels, of het sap daar van te gebrui-