CCCLXIX. Hoofd-stuk. Perfoliata en Vaccaria, Deurwas.
DE eerste soort heeft een dunne, ronde, kale en gladde struik, in verscheide takjes verdeelt, van een voet ofte anderhalf hoog. De bladeren zyn breed, kaal, effen, glad, geribt, met veel ribben doorloopen, bleek-groen van koleur, eenigsins spits-toeloopende: sy zyn soodanig gemaakt dat yder blad als van de struiken en steelen doorboort werd. Op de top van yder takjen komen breede kroontjes ofte kransjens, bestaande meest uit kleene blaadjes, tusschen welke kleene geelagtige bloemtjes voortkomen, waar na een swartagtig zaad volgt. De wortel is enkel en wit, hebbende weinig veselen.
De tweede werd Vaccaria ofte Roode-Deurwas genaamt: dese schiet wel een voet hoog, met een rond, geknoopt, effen, glad struikjen, dat in verscheide takjes gedeelt werd. Uit yder lid ofte knoop staan twee breede lange blaadjes, spits-toeloopende, zynde effen en glad, staande tegens malkanderen over, soo nauw by een gevoegt, dat sy beide maar een blad gelyken. Op yder takjen komt een roodagtig, tenger, vier-bladig bloemtjen, staande in een rond bloem-kokertjen, met dunne vliesjes bekleed, waar na seer swart zaad koomt te volgen. Dit geheele gewas is bleek-groen en byna wit. De wortel is klein, met eenige weinige veselen behangen.
Men vindse beide in de liefhebbers hoven, en bloeijen in de somer.
Men meint dat het de krop-sweeren en de gescheurtheid geneest.