Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina t.o. 438]
| |
Oxyacantha. Spina Acuta
Gynosbatos Major. hage-doorn. | |
[pagina 439]
| |
kan doen. De stam is dik met een bruin grauwe schors bekleed: des selfs hout is wit en hard; de takken hebben houte harde lange stekende doornen. De bladen zyn matig breed en lang, hard, groen, glad, blinkende, rontom diep gesneden, vallende alle winters af. De bloemtjes komen in Mei-maand veele by een als kroontjes, vyf-bladig, de Kersebloemen gelyk, maar wat kleinder, wit en vyf-bladig, in 't midden met eenige veselen ofte draadjes. Somtyds zyn dese bloemtjes min of meer lyf-verwig: sy hebben een seer aangename reuk, waar na groene besien volgen, die eindelyk meni-rood werden, hangende met heele trosjes by malkanderen, soet van smaak, dog smets, van binnen zyn eenige harde steentjes: op haar onderste hebben sy een kruintjen, gelyk als of het een klein mispeltjen verbeelde. De wortel wast diep met veele takken. Hier van is nog een soort met smalder en langer bladen, en de besien zyn Saffraan-geel, wat na den rossen ofte roodagtigen hellende; selden werd dit gewas soo hoog als een boom. Sy groeijen aan de dyken, wallen, wegen en heiningen. Maar de tweede ofte kleine, vind men alleen by de kruid-beminnaars. In Lente geven sy haar bladen en bloemen, en in 't laatste van de somer zyn de besien ryp. De besien zyn middel-matig grof van deelen, met eenige sagte fynigheid gemengt: de bladeren zyn veel grover van deeltjes, beide bequaam om alle vloeden eenigsins te stoppen. Dese besien werden van de kinderen gegeten en van veelderlei gevogelte bemind. De laag- wassende dient om digte hagen ofte heiningen te maken, tot afscheidsels, en dat daar soo ligt geen quaadwillig volk, honden, enz. kan doorkruipen. Van de lange doorn-takken | |
[pagina 440]
| |
maakt men wandel-stokken; de kromme takken dienen om peul-vrugten aan te leiden, de kleine doorn-takjes legt men op het gesaeide, om katten en ander ongedierte af te weeren, en men steekt se in de hollen der mollen, om haar te dooden en te verdryven. Het hout is dienstig om daar veelderlei werk van te draeijen. |
|