veel aan bolwerken, schuttingen, en grasige plaatsen: bloeid mede in de somer.
De wortel van de tamme is alleen in gebruik, hebbende een fyn oliagtig en doordringd sout in sig: hier om doet het sweeten en is onder de voornaamste tegengiften in de pest, enz. te rekenen. Is dienstig in alle slymige siekten, in long-qualen, verslymde maag-sappen, winden, watersugt, vryster-siekten, lammigheden, geduirige slaperigheden, buik-pynen, langduurige koorsen, tegens d'agterblyvende stonden, enz. men kan dese wortel trekken als Thée. Ook kan men haar op wyn of brandewyn setten, en daar somwyls een lepel vol van gebruiken: men kan daar een water van overhalen, en te gelyk een fyne olie. En uit het over geblevene in de ketel, kan men een sweet-extract maken; uiterlyk gebruikt men het op alle geswellen, en keel-ontstekingen, om te gorgelen: ook mag men van dit gewas pappen en stovingen maken tegens de verstervingen der leden, jigt, voet en hand euvel. Het poeder onder salven gemengt, doet de splinters uitvallen. De wortel gekauwt dient tegen de tandpyn; maar nog beter is de fyne olie in of aan de tand gedaan.
De Geeraarts-wortel is mede van de selfde kragten, maar selden in gebruik.