CCCLII. Hoofd-stuk. Ornithopodium, Pes Avis, Vogel-voet.
HEt eerste spruit met veel kleine, dunne, teere steeltjes uit d'aarde, leggende op de grond neder. De blaadjes zyn seer klein, dun, teer, wat rondagtig, veele aan beide zyden van een steeltjen staande. Op de topjes en tusschen de blaadjes komen kleine, geele bloemtjes, tros-gewyse, waar na kleine, dunne, lankwerpige geknoopte peultjes volgen, zynde als in leedjes gedeelt: zynde aan het eind wat omgekromt, waar in ses of seven seer kleine ronde erwtjes zyn, van groote als mostert zaad. Het worteltje is langagtig met eenige veseltjes behangen.
Een tweede soort heeft wat grooter blaadjes. De bloemtjes bleek-rood, en tros-wys geschikt: waar na kleine, dunne, en gekromde peultjes volgen, gemaakt als de vorige, maar grooter, dog niet in ledekens gedeilt.
Men vind de selvige in de bouw-landen en zaei-landen: sy bloeijen in 't begin van de somer.
Het dient alleen voor een goed voedsel van paarden en hoorn-beesten.