Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina t.o. 426]
| |
Noli me tangere, Herba Impatiens.
kruidje roert my niet. spring-kruid. | |
[pagina 427]
| |
te steeltjes hare ronde, dog een weinig langwerpige blaadjes, van middel-lyn, als een dubbelde stuiver, ofte brabantse enkelde stuiver, dog van groote onder malkanderen verschelende, sterk groen van koleur en sappig: aan den oorsprong der blaadjes heeft men geele vyf-bladige bloemtjes, sters-gewys, hebbende yder een vyf-bladig groen steunsel, staande elk op zyn steeltjen, hier na volgen de zaad-hoofjes met klein zaad. De wortel is dun en veselagtig. Men vind het langs de gragten, slooten, en waterige weijen, het bloeyd in de voortyd, en voorts de meeste somer door, blyvende des winter over. Het werd van sommige mede Centum-Morbia genaamt. Het bestaat uit grove te samen trekkende deeltjes, en werd voornamelyk onder de wond-kruiden gerekent, als mede in de buik-loop, roo-loop, te veel stonden of kraam-vloed, scheurbuik, darm-breuken, enz. tot het innerlyk gebruik moet men het sap in nemen, of daar kooksels van bereiden. Maar om uitterlyk te gebruiken, kan men met oliven olie daar een olie van koken; of het sap uitdampen en onder salven mengen. |
|