CCCXXVIII. Hoofd-stuk. Muscus marinus virens, groene Zee-mosch.
DE eerste heeft seer dunne, breede en gekronkelde helder groene bladen, en werd wel na de gelykenisse Zee-latouw genaamt: men vind'er geen wortel nog steel aan.
De tweede heeft seer dunne en seer smalle gesnedene ofte gesnippelde bladeren, een weinig na de Venkel gelykende, maar veel kleinder en korter, helder groen. Dese spruiten uit ronde knobbelige wortelen, die ook somtyds met meer knobbeltjes verheven zyn en uitpuilen, bruin ofte swartagtig, hebbende veele veselen van de selvige koleur: welke gedroogt zynde heel hol werden, anders hebben sy een haaragtig weefsel binnen haar. Men souse voor een soorte van Cyperus konnen houden.
Men magse in pappen gebruiken, gelyk als de Kroost ofte Water-linsen.