Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 407]
| |
men myn Institutie, en myn verhandelinge van de Fermentatie na sien. Sommige dan hangen en wasschen aan de boomen: andere vlidderen aan de basten. Sy zyn groen, witagtig, geel, hairagtig, sommige zyn blads-gewyse als een kruidjen op sig selven staande: of sy staan op een steeltjen, boven met een holagtig deksel, dat Muscus Pyxidatus genaamt is, enz. sy zyn alle miswasschen, en als een soort van schimmel; in 't kort, daar zyn honderderlei, die men alle niet beschryven kan ofte een bysondere naam geven. En men vind deselvige ten allen tyden aan alle soorten van boomen, heesters, en dood-hout. Sy zyn alle grof en aardagtig van deelen, dog d'eene meer dan d'anderen, want yder aart na den boom daar deselvige opwast. In 't kort sy zyn alle stoppende in buik-loop en Vrouwe-vloeden tot een drachme in poeder in gegeven: het selvige kan men mede onder de bloed-stempende poeders mengen, die men op de wonden legt, of men steekt het in de bloedende neus. De Muscus Pyxidatus rekend Willis onder de borst-middelen, maar ik kan daar soo een geheim niet insien. |
|