schietende somwylen veele takjes van sig, die alle gelyk als op het plat van d'aarde, met veseltjes gewortelt zyn: aan welker einden, gelyk als klauwtjes komen, of als aartjes, sonder bloemtjes, sonder zaad. Welke soorten in groote, koleur, enz. na de verscheidene plaatsen seer veranderen.
Sy wassen alle op magere, schrale en onbebouwde aarden, voornamelyk in de bosschen en heijen, als mede op steenagtige plaatsen: en dese siet men de gansche somer door.
Zy bestaan uit deelen als de Boom-mos, en hebben de selfde kragt en gebruik.