CCCXXI. Hoofd-stuk. Morsus Rana, Nymphaea minor, Vorschen-beet, kleine Plompen.
DIt gewas dryft met ronde blaadjes op het water, gelyk de groote Plompen; sy gelyken wel na de bladen van Mans-ooren, maar zyn veel kleinder, dunder, en somtyds wat na den purperen hellende. Op lange steeltjes komen in de somer matig kleine, dry-bladige witte bloemtjes voort, in 't midden wat geel, waar van een soort wat kleinder valt, en een andere met geheel geele. Dese haar wortel zyn dunne veselen, in 't water nederwaarts hangende: dese planten zyn alle aan malkanderen vast aan een dikke draad, gelyk de Aard-besien en Aard-veil. Welke sig soodanig voortsetten.
Sy wasschen veel in stil-staande wateren als Slooten, en Vorschen-beet genaamt, om dat het voortkomt daar veel vorschen zyn.
Men kan het gebruiken in al het gene de water-linsen en Fontein-kruid dienstig is.