CCCV. Hoofd-stuk. Marrubium, Aquaticum, Water-Malrouwe, Water-Anderen.
HEt wast wel twee voeten hoog, met verscheide vierkante steelen. De bladen zyn twee en twee geplaatst en kruis-wys, als voren, donker-groen, maar grooter, langer, harder, en rontom wat dieper gekorven, als van de vorige, niet hairagtig, (ten zy jong zynde) maar wat gerimpelt ofte gefronst. De bloemtjes zyn rouw, klein, vier-bladig, en wit, groeijende uit rouwe bloem-huisjes, staande mede daar de steeltjes der bladen uitkomen. De wortel is veselagtig.
Het wast hier te lande langs de kanten van de Slooten en loopende wateren, en bloeyd de geheele Somer door.
De kragten hier van te beschryven, soude wat onseker zyn. Men segt dat het de huid swartagtig maakt: en mede het linnen swart verft.