zyn verscheiden benaminge heeft: als Paradys-Appel, Kool-Appel, Aagt-Appel, Joopjes, Knoop-steertjes, Scyverts, Seivelingen, Guldelingen, Goe-soeten, Hondert-mark, Rabauwen, Bobbers, Pot-Appels, Kannetjes-Appels, Wyn-Appels, Cipel-Appels, Ribbelingen, enz. Dese hangen aan steeltjes: dese hebben aan haar end een kruintjen, zynde het teiken, daar het bloemetjen aan geseten heeft. In 't midden is het Klok-huis, ofte liever zaad-huisjen, bestaande uit eenige vakjes, met Perkement gelyken de wanden bekleed, hier in vind men langwerpige en spits-toeloopende donker-bruine zaden in, die van binnen wit zyn. In den Herfst werden de bladen hard en dor, die dan allenxkens afvallen. De wortelen zyn krom en slim, gins en weder door d'aarde henen borende.
De tamme werden in de hoven en Boom-gaarden aangequeekt en ge-ent; maar de wilde vind men hier en daar in de bosschen, die uit haar eigen zaad sonder oefeninge voortkomen.
De Appelen, het sy van wat soort het sy, bestaan uit veele werkelyke deeltjes, hebbende alle seer veel suur by sig, waarom sy in traage, loome lighamen ligtelyk veel suurs verwekken, voornamelyk de vers geplukte: want, die lange belegen zyn, hebben meerder rypigheid en mildigheid. Die harde kost genut hebben, mogen na de maaltyd wel een suur Appeltjen eten, om dat door der selver werkelykheid, de harde spyse mede aan het bewegen geraakt. Door dese werkelykheid vervorderen sy mede den afgang. De soete Appelen gebraden, werden met witte-brood en Saffraan op d'ontstekingen der oogen gelegt. Van het sap der Appelen werd een Syroop gemaakt, bequaam om de kragten te versterken: het sap werd mede gegist, en werd soo klaar als wyn, en als wyn gedronken. Van