jes niers-gewyse gemaakt en bruin van koleur. De wortel is somtyds een vinger dik, taey, wit, vol lymig sap, sig vast en diep in d'aarde wortelende.
De tweede wilde ofte kleine is de vorige seer gelyk, wast soo hoog niet, kruipt meest langs d'aarde neder, de bladen wat ronder, en kleinder, aan de kanten rontom geschaart. De bloemtjes zyn vry kleinder en wit, ofte eenigsins na seer bleek-purper hellende. Het zaad en wortel is de vorige mede gelyk.
Een derde werd Malva Crispa genaamt, dese heb ik gesien dat dry en vier ellen regt op om hoog wies, maar in 't gemeen werd die een mans lengte hoog. Dese heeft groote, ronde, gladde, bleek-groene bladen, rontom de kanten gelobt ofte gekronkelt, en daarom gekronkelde Malve genaamt. Tussen de stelen der bladen komen kleine seer bleek-purpere bloemtjes, sonder steeltjes, veele by een. Waar na het zaad volgt even als in d'andere soorten.
De twee eerste soorten vind men aan de dyken, wallen, wegen, tusschen de steenen, en bouw-vallige muuren, en dese blyven des Winters met de wortel en bladen over. Maar de derde siet men in de hoven tot een cieraad, welke alle jaar van nieuw zaad voortkomt. Sy bloeijen alle de geheele Somer door, gevende onderwylen haar zaad.
Dit gewas bestaat uit veele Salpeteragtige deeltjes, zynde met veele takagtige en lymige aan een verknogt. Alle de deelen kan dit gewas werden gebruikt, sy versagten, stillen pyn, maakt de buik week, versagtende scherpe brandige pis, dryven water, stillen de nier-pynen; sy zyn de longen goed, versagten den scherpen hoest, verdryven de heesheid. Uiterlyk versagten en vermorwen sy de harde geswellen: sy stillen de darm-pynen.