CCLXXX. Hoofd-stuk. Lilium Constantinopolitanum, Lelie van Constantinopolen.
MEn noemtse mede Lilium Miniatum, Bysantinum, Hemerocallis Altera, Lilium Sylvestre Alterum, enz. dese is mede een krul-lelie, de struik wast ontrent twee voeten hoog, met veele lange bladen begroent, die allenxkens smalder werden: zynde van onderen op donker-purper. De bladen zyn effen, glad, lyvig, blinkent, scherp toe-loopende, donker-groen. Op den top komen vyf of ses-bladige bloemen, welke omgekrult zyn, wel-riekend, hoog-rood en blinkend van verf. In 't midden staat een priemtjen, dat op zyn punt een dry-hoekig stompjen heeft; rontom het selvige staan ses witte draadjes, hebbende yder op haar tipjes een Saffraan geel tongetjen ofte nopjen. Merkt ook dat dese bloem somtyds hooger en somtyds lager van koleur gesien werd; ook met snee-witte en geele bloemen. Hier na volgen kantige zaad-huisjes, met grauw kafagtig zaad. De wortel ofte bolle bestaat uit veele, geel-koleurige schubben, van onderen geveselt, die mede aan het onderste der stam komen, gelyk in de Saffraan geele en wilde Lelien gesien werd.
Sy wast hier alleen in de bloem-hoven, en bloeijen in het laatste van de Lente.
De wortel is kragtiger dan die van de witte Lelien, derhalven mag men die in de plaats gebruiken.