genaamt. Maar soo sy na dese sluitinge uit haar middenste een struik laten uitwassen, werden sy de vorige ganschelyk gelyk.
Een andere soort is dese ganschelyk gelyk, Roomse Salade genaamt: maar de bladen zyn donkerder, en niet soo oneffen, maar veel malser van smaak: ook is het zaad swart.
Nog is'er een andere dese wel gelyk, maar de bladen zyn donker-rood met paars vermengt.
Men vind de selvige in de Moes-hoven in een losse, en redelyk vogtige grond, in een opene logt. Soo men haar tot kroppen aanfokt, moeten sy niet digt by een staan: en wanneer men die geelder begeert, legt men op de krop een blauwe lei-steentjen, of men treed daar somtyds eens sagjes met de voet op. Sy werden in 't voorjaar en wat later gesaaid, om vroeger en later kroppen te hebben. In 't midden van de Somer bloeijen sy, en in het laatste des Somers haar zaad: en dan vergaat de plant.
De Salade bestaat uit veel sap, met eenige, dog weinige bittere en swavelige melk-deeltjes, in welke haar meeste kragt bestaat, en daarom verwerkt die eenige los-lyvigheid en sagten slaap. Hierom tempert die alle heete broeijingen onses bloed, dat men gemeenlyk verkoelen noemt. De bladen werden meest gekookt in koel-dranken, tegens alle hitsigheden van koorsen, magen, levers, enz. Uiterlyk legt men die aan het hoofd om de heete hooft-pynen te stillen en te versagten, als mede op alle heete geswellen, gebrande deelen, enz. Het zaad doet het gene de bladen doen, en werd onder de vier kleine verkoelende saden getelt; alhoewel ik sulx, om zyn bitterheid niet denken kan. Het is dienstig in heete pis, wanneer men een vuile zaad-loop heeft. De struiken werden geschilt en in suiker geconfyt.
Voorts is de Salade soo ongesond niet als men