CCLV. Hoofd-stuk. Juncus Floridus, Bloeijende Water-biese, ofte Water-lisch.
UIt de wortel komen veele lange, smalle, en puntig toe-loopende bladen, uit welke een effene, gladde steel voortkomt, sonder eenige leden, tusschen de dry en vier voeten hoog. Op den top komt een kroon van ses-bladige ligt-purpere en byna witte bloemtjes, staande yder op zyn eigen steeltjen, hebbende in 't midden eenige geele draadjes. Daar na siet men ronde paarse zaad-knopjes, soo groot als erwten, hebbende eenige uitstekende gekante hoorntjes, in welke klein zaad is. De wortel is dik, wit en knoopagtig, waar onder veele veselen hangen.
Het wascht hier veel in Slooten, en Vaarten, en bloeyd de heele Somer door.