ook veel in groote, en hardigheid van de houtagtige schillen, als mede van volligheid der pitten. Eer de kern ryp is, is die slymig, en als nog niet geronnen, maar daarna word die wit, hard, en soet van smaak. Maar veroudert zynde, is die rans, en onliefelyk van smaak.
Sy bloeijen in 't begin van de Lenten, waar na de bladen volgen, welke in haar begin wat bruin van koleur zyn, maar daar na schoon groen. De vrugten zyn in 't begin van de Herfst ryp, en eetbaar. Sy wassen geern op drooge plaatsen, en langs de dyken: en werden gemeenlyk van hare loten voortgeset.
Het pit deser noten, wanneer sy van haar dun vliesjen gesuivert zyn, en in water gelegt, zyn aangenaam van smaak, en geven geen quaad voedsel: dit schilletjen is bitter van smaak, en byt blaren op de tong, en dan voor de keel, borst en andere ingewanden schadelyk: derhalven dient men die eerst wat met water af te wasschen, want die scherpigheid aan de vingeren komt, en by gevolg aan het pit. In Wiedemaand werden dese onrype vrugten geplukt, de buitenste schil dunnetjes afgesneden, in water afgesoet, gekookt, met nagelen en kaneel doorstoken en geconfyt, waar van des ogtens een ofte twee gegeten, een afgang verwekt. De rype noten werden met hare bolsters in semelen ofte droog zaad, tot in 't midden van de winter versch gehouden. Andere ontbolsteren die, doense in een pot, stroeijen daar wat sout tusschen beiden, en leggen die op zyde. (op dat daar geen water in regene) een voet ofte twee diep in d'aarde. De buitenste bast dient om daar swarte lakenen, linde, enz. mee te verwen: sy zyn mede dienstig in Pappen gedaan, om op de deelen te leggen welke beginnen te versterven. De onrype noten wer-