Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 329]
| |
te bladen, aan de binnenste zyde hol, als een goot, en van onderen gerugt. Tusschen dese komt de bloem-steel van byna twee voeten hoog, krygende op haar top een eenige schoon-blauwe bloem, die van de voorige Lischen niet ongelyk, hebbende mede ses groote en dry kleine blaadjes: zynde de dry onderste mede omgekromt, en de dry bovenste alleen een weinig gekromt. De dry kleine staan tegens de geele strepen over, een weinigjen opgebeurt, waar door de draadjes en nopjes, die daar onder zyn, ligtelyk gesien werden: hier na volgen dikke zaad-huisjes met haar zaad. De wortel is een tulp-bolletjen gelyk, boven spits, en voorts langwerpig, met een bruin bosjen bekleed: dese, wanneer de Lisch sal gaan bloeijen, splyt sig in twe'en, zynde aan de steel tusschen beide dese bolletjes, welke van onderen eenige veselen hebben. De tweede is een Spaansche Lisch, verschelende in gedaanten en koleur van de vorige een weinig, want de dry nederwaarts hangende omgeboge bloem-blaadjens zyn wit; de dry overend staande zyn seer bleek-blauw: en de dry kleine leggen soo digt op d'onderste, dat men de draadjens niet sien kan: ook zyn de blaadjes aan haar rand gekloven en omgebogen. De zaad-huisjes zyn ook langer en dunder als de vorige. Anders verscheelt dese van d'Engelse niet. De derde komt mede uit Spangien, maar de bloem is gansch geel, en van gedaante als de vorige. De vierde heeft veel breedere bladen, zynde sagt, bleik-groen, ofte wat geelagtig, ook zyn d'onderste wat witagtig: op de bloem-steeltjes, die niet al te lang zyn, komt een eenige bloem, de vorige gelyk, blauw, wel-riekend, ook siet men die mede wat witagtig. Dese vergaan zynde, komen aan | |
[pagina 330]
| |
yder zyde nog een bloem. De wortel is mede een bol, soet van smaak, met verscheide donkere schorsen bekleed. Dese soorten, en nog veel meer andere vind men hier alleen in de bloem-hoven, en bloeijen gemeenlyk in het laatste van de Lente-tyd: en werden van hare wortels aangewonnen, en seer selden van zaad. |
|