moet vergaan: maar droog zynde, zyn alle dese deeltjes vervlogen en vergaan, hebbende dan een goede reuk. En dese noemt men groot Lisch over Zee, ofte Iris major.
De tweede is Lisch van Portugal, twee maals des jaars bloeijende, ofte Iris Lusitanica biflora, is mede een groote soort, want sy bloeyd in de Lente en in den Herfst, en is de vorige seer gelyk.
De derde ofte kleine is d'eerste seer gelyk, maar in alles lager, wassen en kleinder.
Na de bloemen deser soorten volgen dikke, dry-hoekige zaad-huisjes, hebbende in sig geel en lang-rond zaad, maar droog zynde gerimpelt en donker-bruin.
De kenteikenen deses gewas zyn een negen-bladige bloem, sweert-gelyke bladen, en met hare punt na het blad gewend.
Dese soorten vind men hier in de hoven; sy bloeijen in de Lente, en de Portugaalse mede in de Herfst. Sy werden ligtelyk van wortelen voortgequeekt; want van zaad aan te fokken geven sy eerst het vyfde ofte sesde jaar bloemen.
De wortel is scherp, brandend en vlug van deelen, die met het droogen meest vervliegen. Sy werd innerlyk veel gebruikt in water-zugtige luiden, alsoo die veel slym en waterige vogten van onderen afdryft: welker sap men tot een, twee en dry oncen in geeft. Ten welken einde het sap kan uitgedampt werden, om als pilletjes in te geven. Uiterlyk gebruikt, geneest het alle quade sweringen, en schurft, met die te suiveren. In de neus gestoken, doet in bedwelmde hersenen, enz. veel slym losen, het poeder van de wel-riekende florentynsche, gebruikt men in de borst-qualen, als hoest, sware adem, eng-borstigheid, enz. men strooit het poeder op het ontbloote been, om tegens de scherpe