ginder verstuift. De wortel heeft eenige dikke en dunne veselen.
Het tweede verscheelt hier in, dat het geen purper-groene struik heeft; en witte, sagte, en mede wel kleinder bladen.
De derde is de Jacobaea Marina ofte Cineraria, hebbende veel grooter, breeder, ofte wyder uitgebreide bladen, zynde aan beide zyden diep doorsneden en gekerft, heel dik, en met een sagte gryse dons bekleed. De geele bloemtjes vergaan mede in donsigheid, vliegende met haar zaad weg.
Dit gewas is onder de kruiden die uit een t'samen-gevoegde, niet melk gevende bloem bestaan. Der selver merk-teikenen zyn de korve bladen, dat de bloemen op de toppen der stelen kroontjes gewys voortkomen. Sy verscheelt van d'andere dons gevende, die geen melk-sap hebben, door hare gesnedene bladen en geele sterwysige bloemen.
De eerste wasschen overvloedig in de Wei-landen, door gansch Holland. De verandering die men in dit gewasch bespeurt, komt by de grond toe. De tweede siet men in Zeeland, en andere plaatsen aan de Zee. Het derde wascht mede aan Zee, maar is hier vreemt. Sy bloeijen de meeste Somer door.
Het is bitter van smaak; men agte het sap en kooksel dienstig om vuile sweer-gaten te suiveren, om in de keel-ontstekingen daar mede te gorgelen.