Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 321]
| |
met de takken zyn 2 of 3 voeten hoog, rond, hard, rouw, en met veele bladen begroent; op yder top der takjes siet men een schilferig en byna rond Bloem-knopjen, die van de dubbele Koorn-bloemen gelyk, uit welke veele purper-roode draadjes komen, die men, dog selden, mede wit ziet. De wortel is hart, houtagtig, krom, slim, dwers en scheef door d'aarde loopende, zynde met veele veselen behangen. Het groeit in de Gras-velden, Koorn-akkers en langs de wegen: maar de boeren zien het niet geern in de Weijen, alsoo het de beesten niet begeeren te proeven. Het bloeid de meeste Somer door. Men schryft dat men daar een goede mond-spoeling van maken kan, om de mond en tanden te suiveren, als mede om in keel-ontstekingen, en geswolle Lelle te gorgelen. |
|