Men vind soo hier als elders deselvige op goede vette bebouwde akkers, en komt ligtelyk voort. De Somer-Gerst zaaid men in het voorjaar, maar de Winter-Gerst in den Herfst.
Hier van gebruikt men het zaad ongebolstert, ofte gebolstert. Het selve is versagtende, openende, af-vegende, pis-dryvende, en voedende: het tempt de brandige mond in en buiten de sprouw; als mede de brand van hitsige koorsen. Hier toe maakt men een drank die men Ptisane noemt, gekookt van Gerst, Soet-hout, en Rasynen, waar van men tot zyn genoegen mag drinken, en de mond spoelen: ook kookt men deselvige Gerst met Regen-water, tot dat deselvige berst, by welk kooksel men dan het een ofte het andere mengt, na gelegentheyd van saken. Van het meel kookt men met melk eenige Pap, dienstig om te voeden, en de zieken een sagte slaap te doen hebben. De Pappen dienen mede tot alle pynelyke en heete ontstekingen, om de pyne te stillen en de brandigheid te bematigen: daarom legt men het drooge meel op de plaatsen, daar men de roos heeft.
De Gerste werd ontbolstert, wanneer die eerst in water geweikt is geweest, en dan gevreven en uitgewand werd. Dese werd tot gepelde Gerst en tot Paerel-Gerst gemaakt; het welke ik meine te geschieden tusschen twee steenen: en dese gebruikt men om by vleis en in melk te koken in de plaats van rys. Voort bakt men brood van de Gerst, en men maakt daar mout en bier af.