CCXXXIII. Hoofd-stuk. Herba Paris, Wolf-besie, Spinne-koppen.
DE Wolfe-besie heeft een rond, regt opstaande en effen struikjen, van een spanne ofte daar ontrent hoog. Op het bovenste siet men vier bladen, die kruis-gewys tegens malkanderen over staan, houdende het struikjen voor haar middel-punt. Sy zyn vry breed en lang-rond, wel door-ribt, loopende een weinig spits toe, donker-bruin van koleur. Uit het midden van dese ryst een steeltjen, waar op een groen-geel, ofte gras-verwig gesternt bloemtjen cierlyk voortkomt, rustende op eenige langagtige smalle en spitse blaadjes, als schellekens van zyn knopjen voortkomende, waar na een purper-roode in vieren verdeelde besie volgt, vervult met klein en wit zaad. De wortel is dun, lang, knoopagtig, met eenige veselen behangen, en herwaarts en derwaarts kruipende, waar uit weder nieuwe scheuten komen, mede met vier bladen, dog smalder en puntiger.
Men vind het in het Sonnien-bosch in Braband, en bloeid in de Lente. De wortel blyft des Winters over. Het werd mede genaamt Uva Versa, Uva Lupina, Solanum Tetraphyllum, Aranea, Dool-wortel, Wolfs-wortel, enz.
De besien werden meest gebruikt, selden de bladen. Men houd die voor een tegengift tegens alle pest en ingenomen fenyn. De bladen werden gelegt op pest builen, vyt aan de vingers, en ander heete geswellen.