CCXII. Hoofd-stuk. Gentiana minor, kleine Gentiana, Madelgeer, ofte Kruis-wortel.
DE Gentianella mede Cruciata genaamt, heeft ronde, holle, gelede struikjes, van een spanne hoog; de een weinig ter aarden neder; de bladen staan twee en twee tegens malkanderen over, wat omgebogen, de groote soort gelyk, maar veel kleinder. De blauwe, vier-bladige, holle langwerpige bloemtjes staan in groene, gras-verwige kokertjes, staande krans-gewys rontom de toppen der stammetjes. Waar na de lankwerpige twee-voudige zaad-huisjes volgen, zyn vervult met kleen, gestreept, aard-koleurig, somtyds rond zaad. De wortel is lankwerpig rond en wit, somtyds voos, seer bitter van smaak.
Een andere soort heeft bladen als swaluwe wortel, met schoone blauwe bloemtjes; de wortel is menigvuldig en bitter.
Men vindse beide in de hoven der lief-hebbers; komende van zaad en van zyn zyd-planten voort. Sy bloeijen in het laatste van de Somer, ofte begin van den Herfst.
Aangaande de kragten komen die met de groote Gentiana over een.