Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 284]
| |
sagt in 't aantasten, bleik-groen, en rontom wat gekartelt; de steelen kruipen langs d'aarde, somtyds een spanne ofte twee lang, zynde dun en hairagtig, mede met diergelyke bladen pronkende. Op de topjes komen verscheide kleine purpere vyf-bladige bloemtjes, steunende op vyf-bladige groene blaadjes; groeijende twee en twee by malkanderen. Waar na lange en scherp-toeloopende zaad-huisjes volgen, hebbende de gedaante van een Oyevaars, ofte kranen bekjen, daar de naam Geranium van herkomstig is, in welke klein zaad is. De wortel is dun en veselagtig. Het wast over al langs de wegen, en in de Moes-hoven onder het gesaaide: blyvende de Winter over in het leven, en bloeid de meeste Somer door. Uiterlyk gebruikt, is het dienstig in al het gene daar men de Malva toegebruikt, als in baden, stovingen en Pappen. Het innerlyk gebruik is my onbekend, alhoewel men meint, dat het de pis doet dryven, en geronnen bloed doet afsetten. |
|