CCIX. Hoofd-stuk. Gallium, Wal-stroo.
DIt gewas is teederder, klein, en sagter dan Kleef-kruid; heeft teere ronde steeltjes, van een span of anderhalf lang. De blaadjes zyn seer smal en lang, staande rontom de steeltjes sters-gewys, gelyk die van de Wal-meester; op de toppen, en ook ter zyden uit de bladen komen een menigte seer kleine geele blinkende, en wel-riekende bloemtjes, trots-gewys digt by een. De wortelen bestaan uit dunne veselen.
Het tweede verscheelt hier alleen in, dat het sneeuw-witte-bloemtjes heeft.
Het eerste vind men veel op de bouw-landen, en langs de wegen. En het andere aan de kanten van de slooten en wateren. Beide bloeijen sy de meeste Somer door.
Het eerste doet de melk kasen, voorts zyn my daar geen blykbare kragten van bekend.