Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 277]
| |
eenigsins gelykende. Op de toppen der steelen komen, uit den purperagtigen roode, ofte bleik-purpere, selden met witte bloemtjes, aars-gewys gestelt: daar na volgen ronde bolletjes met zaad. De wortel is dun en veselig, regt nederwaarts in d'aarde sinkende. Dit kruid komt alleen van zyn zaad voort, in de Zay-landen en Moes-hoven, als mede in de Tuinen by de Wyngaarden en elders, werdende als een onkruid gerekend. Het bloeid in de Lente en de meeste Somer door. Dit gewas werd voorgeschreven in dranken om het bloed te suiveren; zynde bitter van smaak, maar sonder reuk. Het doet den afgang sagjes af glibberen, beneemt de verstoppingen der ingewanden, en by gevolg de geel-sugt en slym-sugt, scheurbuik, en werd veel tegens de schurftheid gebruikt. Ten desen einde werden daar bequame kooksels van gemaakt en gedronken: of men dampt het sap sagjes uit, en men maakt het dik, waar van men dagelyks twintig greinen van kan innemen. Uit de asschen werd mede een zout gebrand, om te sweeten. Voorts d'andere bereidsels, als 't overgehaalde water, de Syroop, Conserf, enz. zyn van geen groot belang. |
|