CCVI. Hoofd-stuk. Fucus Marinus, Zee-Wiert.
DE soorten van Fucus ofte Wiert kan ik niet anders aansien dan voor een Zee-mos, groeijende op schulpen, keijen, palen, enz. brengende nog zaad, bloem ofte vrugten voort. D'eerste soort heeft veele regt opstaande, en smalle steeltjes, plat en breed, en allenxkens breeder werdende, werd die weder in zyd-takken verdeelt, waar aan verscheide breede, lankwerpige bladen komen: hier aan groeijen gemeenlyk verscheide groote en kleine blaasjes, somtyds effen, somtyds ruw en voos. Van koleur geel-groen, maar droog zynde, donker-bruin, gemeenlyk maar een spanne lang.
Een tweede soort groeid op de selfde wyse, bestaande uit lange, platte en smalle draden, sonder eenige bladen, vyf of ses voeten lang.
Een derde is als de tweede, maar bestaat alleen uit lange, ronde draden, een ronde veter ofte nestel seer gelyk.
Een vierde is d'eerste gelyk, maar is in alles gladder en taeijer, en hare blaasje geduwt zynde, ge-