wortelen verspreiden haar langs d'aarde met een menigte veselen, tusschen welke eenige langwerpig ronde, swarte knobbelen zyn.
Daar is nog een andere soort die men Berg-Filipendula noemt, werdende niet wel een spanne hoog van stammetjen, dat dik, rond, en eenigsins gevoort is. Op den top komen mede witte bloemen, kapjes ofte helmtjes gelykende; de wortel bestaat uit agt ofte tien wortelen, zynde lang, in haar oorsprong en einde dun, maar in 't mdden dik en knobbelagtig.
De wortelen blyven van beide de geheele Winter over, en spruiten in de Lente weder uit, en bloeijen in 't laast van Lente en in 't begin van de Somer.
De wortel van d'eerste is doordringend, verdunnende, afveegende, een weinig te samen trekkende, verdwynende en pis-dryvende; en werd gebruikt in de nier-wee, slymige en kalkagtige long-siekten, flerecyn, windige darm-pynen, en tegens de witte vloed. Uiterlyk werden sy tegens de Ambeijen ofte spenen gebruikt: ten desen einde kan men van de wortelen alderbest kooksels maken, ofte een Extract van het sap.
De kragten van de tweede zyn onbekend.