Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 264]
| |
vleugels-gewys uitgebreid, hebbende een menigte lange veder-gelyke, en saags-gewys gekorve blaadjes aan eene middel-steel staan, niet twee en twee regt tegens malkanderen over, want die aan de regter-zyde tusschen beiden een openinge laten, komen d'andere aan de linker-zyde sig te plaatsen. Aan d'onderste zyde heeft men bruine wolagtige stippels, welke de bloemtjes zyn, na welke daar seer klein zaad uitvalt. Het welke van veele niet werd aangenomen, maar ik heb uit dese stuifjes nieuwe saylingen gekregen. Het Wyfjes Vaaren brengt bloemtjes en zaad op de selfde wyse voort; maar schiet uit zyn wortel een enkele, eenvoudige steel, van buiten wat gestreept ofte gevoort, wat hoekig ofte kantig, en mergagtig: dwers doorgesneden zynde, vertoont sig dikwyls de gedaante van een dubbele Arent. Aan dese steel heeft men verscheide vleugels-gewyse bladen, van het Mannetjen byna gelyk, maar wat kleinder, dog de blaadjes die tot aan de middel steel komen, staan meerder twee en twee regt tegens malkanderen over, en sy zyn soo seer niet getand ofte geschaart. De wortel is swart, lang, langs d'aarde voortkruipende, somtyds soo dik als een vinger. Het eerste wil wel op ongebouwde lugtige en sandige gebergten wasschen, en het anderen in Bosschagien langs de wateren: zynde de geheele Somer groen, maar de wortel schiet in de Lente wederom uit. Dit gewas is wat bitteragtig en te samen trekkende: waar van de wortel alleen gebruikt werd: men gebruikt deselvige in kooksels tegens de verstoppingen van Lever en Milt, enz. de gedroogde bladen leggen sommige in de wiegen der kinderen, agtende dat sy dan sterk van lenden werden. De bladen | |
[pagina 265]
| |
dienen mede om over krake-besien, en andere vrugten te dekken. Uit de assche werd een zout geloogt, daar men Krystallyn-glas of maakt. |
|