CLXXXIX. Hoofd-stuk. Eupatorium aquaticum, Water- ofte Wyfjes Boelkens-kruid.
DEse wast wel drie voeten hoog, als een Heestertjen regt op, met een ronde en bruin-roode stam, die zig van onderen tot boven toe in veele takken verdeilt. De bladen zyn het Mannekens Boelkenskruid wel gelyk, maar wat breeder. Op de toppen der takken komen vier ofte vyf kleine blaadjes by een, als een sterre in 't rond gestelt, in welkers midden een knop komt, die zig in een geele kleine bloem uitschiet, met eenig swart doormengt, hebbende mede een geele kruin. De draadjes der kruin vergaan zynde, siet men een plat, langwerpig, rouw en stekend zaad, dat aan de kleederen der voorbygaande blyft hangen. De wortel is veselagtig.
Als dit kruid in 't water groeit, word het veel hooger, en krygt veel grooter bladen en bloemen: het groeid veel aan de kanten van de slooten en weijen, en bloeid de meeste somer door, blyvende de wortel des winters over.
De kragt en werkinge zyn, als die van het Mannekens Boelkens-kruid.