Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 251]
| |
donker-groene, en aan beide zyden diep gesnedene bladen. Langs het opperste van de takjes heeft men geele vierbladige bloemtjes, waar na kleine, dunne, lange zaad-kokertjes volgen, welkers zaad na raap-zaad gelykend. De wortel is lang, veselig en wit; blyvende des Winters over, en schiet in de Lente wederom uit. De Wilde is de voorige wel gelyk, maar alles is veel kleinder en lager groeijende: de bloemtjes zyn mede hooger geel. D'eerste, ofte tamme, vind men in de Moes-hoven niet alleen, maar word mede by de tweede hier en daar in het wild gevonden; sy bloeijen beide in de somer. De Raket is heet en scherp van smaak, en goed voor koude scheur-buik, en slymige ingewanden: het verwekt daarom den honger. Het zaad doet wel wateren: men gebruikt het over de Salade. De Hasen, en andere geile vogelen, worden daar mede smakelyk gemaakt. |
|