hoewel die wel sonder de selve, als enkele halmen gevonden werd. In plaats van bloemen, komen boven op eenige druifs-gewyse dodden. De wortel is swart, kruipen gins en weder door de aarde heenen.
De kleine is de voorige seer gelyk, maar wast lager; dikwils is sy mede wat meerder geblaad en soo rouw en hard niet. De aaren ofte bloemen op de top zyn minder in een gedrongen, wit van koleur. De wortel is swart en mede in leden gedeilt.
De groote, zynde mede Asprella ofte Rouw kruid genaamt. Sy wasschen beide geern op vogtige zand-gronden aan de duin-beekjes, & in vogtige weilanden: ook langs sommige wegen en dyken: sy komen met het begin van de Lente uit d'aarde.
Dit gewas dient om alle buikloop en bloed-vloeden te stelpen, waar toe het kooksel met wyn of water dienstig is gedronken; en nog beter is het sap. Uiterlyk doet men het in de neus tegens het bloeden, en in allerlei wonden, om het bloeden te stelpen.
D'eerste uitspruitsels werden gekookt, en met meel gebakken, om te eeten. De groote dient om tin, silver, hout, yvoor, schild-pad, &c. mede te polysten en te gladden.