CLXXXI. Hoofd-stuk. Enula Campana, Helenium, Alant-wortel.
DE Alant ofte Galant, heeft een redelyk lange, oneffene, dikke, van buiten aardverwige, en van binnen witte wortel, die sterk van reuk en smaak is: hier uit komen zeer groote, breede, lange bladen, dikwils een halve voet breed, en wel anderhalve voet lang: loopende vooren spits toe, rondom een weinig gekartelt, sy zyn sagt, met een dunne wolligheid bekleed, tusschen bleik en geel-groen, maar zyn van onder vry wolliger en witter. Dʼonderste hebben yder haar bysonderen steel, maar die aan de stam wasschen niet. De stam word wel vier ofte vyf voeten hoog, dikwils wel drie vingeren dik, mede wolagtig, dese verdeilt zig boven in takken. Op de top van yder ziet men vry groote, breede en ronde bloemen, welke te gelyk met haar binnenste kruin geel zyn, in gedaante byna als een enkele gouds-bloem: de kruin bestaat uit een meenigte van geele draadjes, die daar na in stuifjes weg-vliegen, waar na een langagtig, plat en swart zaad gezien werd.