CLXI. Hoofd-stuk. Cucurbita Silvestris, Wilde Kawoerde.
DEse Wilde is de tamme in alles gelyk, maar veel kleinder en tengender, mede over al met hare Klawieren hegtende. De vrugten zyn heel klein, de tamme Fles-Kawoerden van gedaante gelyk, van groote als een redelyke groote Peer. De buitenste bast is eerst groen, daar na werd die duister-geel en hard ofte houtagtig. Het weeke merg heeft veele saden, van groote als de Konkommers: 't merg is bitter. De wortel is veselagtig.
Men vindse alhier alleen in de Hoven, en werden seer traag ryp.
Sy zyn van fynder deelen dan de tamme, want sy schynen een weinig van den Coloquint te ontleenen; ook maken sy een los-lyvigheid. De wyn die een nagt lang in dese uitgeholde Kalabasjes