CLVIII. Hoofd-stuk. Cucumis, Cucumer, Hof-Konkommer.
DE gemeene Konkommers hebben lange, rouwe, groene, in verscheide takken gedeelde en langs der aarden kruipende Ranken, kruipende hier en ginger, soo als het valt. Hier aan wassen gesteelde, niet wel ronde bladen, maar hebben vyf of seven hoeken, gelyk de bladen van de Aal-besien; voorts zyn sy kantig, groot, rouw, en geschaart. Ook heeft het verscheide Klawiertjes, om sig hier en daar aan te hegten. By yder oorsprong der bladen, heeft men een vyf-bladig bleik-geel bloemtjen, op een rouw steeltjen, hebbende onder sig een groen-bladig steeltjen. Na het afvallen krygt men kleine en lange groene vrugjes, die men in Holland (dog qualyk) Agurkjes noemt: daar na werden dese vrugjes byna een spanne lang, en vry dik, groen, of wit; (welke door konst ook langwerkig gemaakt werden, en Slang-Konkommers genaamt zyn) dese zyn van buiten rouw, en pukkelyk, met voren; dese ryp werdende, zyn geel. Van binnen is het zaad, in een waterige voose stoffe gelegen, zynde lang, een weinig breed, plat, wit, en aan beide zyden spits-toeloopende. Het geheele gewas, met een woord is ruw en als stekelig in het aantasten. De wortel is matig lang en veselagtig.
Dit gewas moet alle jaren wederom van nieuw zaad voortkomen, want de plant vergaat. In Wiede-maand beginnen sy te bloeijen, en geven de volgende Maanden hare vrugten, en tegens den Herfst ryp zaad.
De onrype Konkommers schynen vry verkoe-