Uit het midden deser blaadjes schieten eenige Aaren; mede op de wyse als Weeg-bree, dog korter, welke Aaren van onderen op tot boven toe haar bloemtjes, en daar na haar zaad geven. De wortel is dun, wit lang, en met eenige veselen begroeit. Ik hebse veel in Vriesland gesien, by Harlingen.
De Serpentina van Matthiolus heeft lange, dunne, seer smalle en bleek-groene blaadjes, leggende op d'aarde ter neder, sonder sig op te rigten. De wortel is lang, dun en houtagtig: voorts de Cornu Cervi gelyk.
Daar is by Lobel nog een andere kleine soort, met korte steeltjes qualyk een duim ofte ander half lang.
Sy bloeijen alle, en staan in haar Aaren, wanneer de Weeg-bree bloeid.
De Herts-hoorn segt men tegens de nier-qualen dienstig te wesen. Men doet het daarom onder de Salade en Warmoes. Ik meine dat het in kragten met de Weeg-bree over een komt.